De Jungiaanse dieptepsychologie

Een korte inleiding

De ontwikkeling van ons bewustzijn, vertaald naar de Jungiaanse dieptepsychologie, is een archetypisch proces omdat het alle mensen in alle culturen ten alle tijden bezighoudt. Het is een natuurlijk proces waarvan wij ons pas in de tweede levenshelft bewust worden. Willen wij deze weg bewust bewandelen, hebben wij scholing en begeleiding nodig. Pas als wij ons niet door innerlijke en uiterlijke obstakels uit het veld laten slaan en vasthouden aan ons doel, zullen we ons doel bereiken. Deze weg is vergelijkbaar met het mythologische thema van DE REIS VAN DE HELD. In de onderstaande beschrijving zullen we het parallel tussen Jung en de Veda herkennen. Een mooie overgang tot het volgende hoofdstuk.

Jungs onderzoek naar het onderbewustzijn

Het onderscheidende kenmerk van Jungs ideeën over de menselijke psyche betreft het collectief onderbewustzijn. Volgens hem is dit bewustzijnsgebied een overgeërfd deel dat mee geëvolueerd is. Hierin wordt in beeld en symbool de gevoelswaarde bewaard die wij verbinden met situaties en ‘rollen‘ die typerend zijn voor het menselijk bestaan. Denk bijvoorbeeld aan situaties als: ‘op reis gaan’ en de rol van moeder en held.

Jung kwam tot zijn ontdekking door zelfstudie en het observeren van visoenen en dromen bij zijn patiënten. Hij zag gelijkenissen tussen zijn observaties en beelden die beschreven werden in teksten van oude culturen. Een van deze ‘beelden’ was het fenomeen van de androgyne mens.

Het dualiteitsprincipe wordt een eenheidsprincipe

Jung zag in de symboliek van de middeleeuwse Alchemisten weerspiegelingen van psychische processen die hij in zijn praktijk tegenkwam. Daarbij hoorde ook het androgyne wezen dat hij als een eindproduct van het alchemistisch proces zag. Vertaald naar zijn psychologie betekende dat, het in balans brengen van het mannelijke en vrouwelijke deel in de mens. De delen worden samengevoegd zonder samensmelting van hun karakteristieke eigenschappen. Denk aan het voorbeeld van het yin-yang symbool.

De historische persoon Jezus was voor hem het symbool van de androgyne mens:’ omdat hier de spanning en polariteit van de seksuele differentiatie in zich opgelost schijnt, zodat androgyne complementariteit en eenheid bereikt kan worden’.

Het androgyne principe in zijn psychologie staat voor een psychische personificatie van het mannelijke en vrouwelijke dat in evenwicht wordt gehouden. Deze twee delen noemde hij Anima en Animus. Het vrouwelijk deel in de man, de Anima, en het mannelijk deel in de vrouw, de Animus.

De archetypen Anima en Animus vormen samen met het Ego en het Zelf de belangrijkste archetypen in de dieptepsychologie van Carl Gustav Jung. Samen symboliseren zij de gehele psychische constellatie van de mens. In de coachingsmethode DE REIS VAN DE HELD op weg nar zelfkennis® zijn dit de eerste zes afbeeldingen van de kaartenreeks.

Definitie Anima en Animus

Het zijn psychische beelden van tegenstellingen in een onderliggende psychische structuur.

Je zou het ook een innerlijke persoonlijkheid kunnen noemen. Zij kunnen een echte gestalte aannemen in een droom of een visioen. Ze zijn niet waarneembaar voor het (dag)bewustzijn, ze werken binnen het onbewuste deel van de psyche. Jung zag ze ook als gids van de ziel en beweerde dat zij invloed hebben op de individuatie. Van Anima en Animus overheersing is sprake als de een of de ander in een mens overheersend wordt en daardoor de gehele persoonlijkheid gekleurd wordt. Bijvoorbeeld: iemand die geen grip heeft op het aardse leven en zich volledig laat leiden door zijn gevoelens en ingevingen door de Anima. Omgekeerd bij de animus, iemand die het leven alleen vanuit een praktisch rationeel standpunt beschouwd en zijn gevoelens onderdrukt.

Een korte introductie in de Vedische wijsheidstraditie

De Vedische traditie is afkomstig uit India. Latere religieuze stromingen zoals het Hindoeïsme en het Boeddhisme zijn hierop gebaseerd. De schriftelijke bronnen worden Veda’s genoemd. Het woord Veda betekent letterlijk ‘kennis’. Het spreekt voor zich dat hiermee niet alleen feitelijke kennis bedoeld wordt. De teksten zijn geschreven in Sanskriet, deze dateren van 1500 tot 500 v. Chr, dus meer dan 3000 jaar oud. Hieraan gaat een mondelinge traditie vooraf, vaak in versvorm.

De Veda’s bestaan uit Hymen die onderverdeeld zijn in verzen, gezangen en (offer)rituelen. Zij omvatten natuurwetenschappelijke kennis over een compleet model van het universum, wiskunde, geometrie, astronomie, astrologie en geneeskunde. Verder gaan de teksten over de juiste vorm van leven om bewustzijnsontwikkeling te bevorderen en filosofische uiteenzettingen over de definitie van kennis, de structuur van de rede, logica, ethica en de wetenschap van debat en discussie. Niet alles wat in de Veda’s staat is door mensen bedacht, het grootst gedeelte ervan is aan Rishi’s geopenbaard. Zij waren wijzen, geleerden en zieners.

Aangezien de Veda’s een holistisch mens- en wereldbeeld laten zien, is het meest belangrijkste thema de relatie van alles met alles. Dit vindt zijn uitdrukking in Brahman, het absolute bewustzijn. Brahman staat door Atman (ziel) in relatie tot de mens en doordringt het hele universum met al wat hierin leeft. Al wat bestaat, kent volgens deze traditie een fysieke en een metafysische kant. Denk aan lichaam en geest.

De Veda’s sluiten af met een filosofische beschouwing, de Vedanta (letterlijk: slot van de Veda).

Dit gedeelte wordt samengevat in de Upanishaden, wat letterlijk betekent: dicht bij de meester/waarheid zitten. De ‘kennis’ wordt vaak in vorm van een dialoog tussen een leerling en een meester overgebracht, waarbij de meester aan de leerling het mysterie van het bestaan probeert uit te leggen.

Het godsbeeld in de Vedische traditie

De Vedische traditie gebruikt omschrijvingen als: het totale, het absolute, het Ene of volheid als het gaat over dat wat wij het goddelijke noemen. Hiervan wordt ook gezegd dat het ons begripsvermogen te boven gaat en derhalve niet met worden te beschrijven is. Toch komen we het onder de naam Brahman in de geschriften tegen. Brahman is geen persoon, maar zuiver bewustzijn. ‘Al wat is, is dat’. In deze omschrijving wordt Brahman met ‘dat’ aangeduid, waarmee bedoeld wordt dat ALLES uitingsvormen van Brahman zijn. Een andere omschrijving ziet ‘het’ als oorzaakloze oorzaak. Ook wordt er beweerd dat Brahman voorbij aan tijd en ruimte de volledige stilte en rust is, zuiver liefde en vrede. Met andere woorden: het gaat ons voorstellingsvermogen te boven.

In de oudste filosofische stromingen komen we geen gepersonifieerde goden tegen, er is zelfs geen sprake van een schepper. Het gaat om ‘al wat is’. De ‘goden’ Brahman, Shiva en Vishnu verschijnen pas ten tijde van het Hindoeïsme ten tonele, waarschijnlijk om de zeer abstracte beschrijvingen uit de Veda’s begrijpelijker te maken. Zo representeren Brahman, Shiva en Vishnu één van de grondbeginselen waarop de werking van het gehele universum berust. Het cyclisch principe van schepping, behoud en vernietiging, Guna’s genoemd. Shiva en Shakti representeren een ander grondbeginsel, namelijk het dualistisch principe. Als twee zelfstandige elementen die samen één worden, representeren zij tegelijkertijd het non-dualisme, oftewel het eenheidsprincipe. De mens is een uitingsvorm van dit verschijnsel door zijn mannelijke en vrouwelijke vorm.

In zichzelf kent de mens het dualistisch principe van lichaam en geest.

Yoga traditie

In de Vedische traditie wordt Yoga een wetenschap genoemd. Yoga betekent letterlijk: vereniging, beheersen en herboren. De Yoga sutra’s zijn samengesteld door Patanjali (2de eeuw voor Chr.).

Deze wetenschap beschrijft hoe iemand die zijn leven wil wijden aan zijn spirituele groei dit het beste kan doen. In zijn oorspronkelijke oosterse traditie is het pad van Yoga een stapsgewijze toenadering tot de vereniging met het absolute bewustzijn van het alles doordringende Brahman.

Omdat dit een lange weg is die vele levens omvat, wordt de voorbereiding hierop een wetenschap genoemd die alleen onder begeleiding van de juiste leermeester kan worden voltooid.

Yoga maakt deel uit van één van de vijf filosofische stromingen, Samkhya genoemd, die zich in de loop der jaren in India uit de Veda’s hebben ontwikkeld. Alle vijf Yoga-richtingen (Hatha, Raja, Karma, Bhakti, Nana) hebben als gezamenlijk doel het verheffen van het bewustzijn en de vereniging met het absolute.

Hatha Yoga gaat over de beheersing van het lichaam (Asana) en Raja Yoga over de beheersing van de geest. Het spirituele pad bewust in acht stappen bewandelen, is onderwerp van de Raja Yoga-traditie. In het westen zijn deze twee richtingen van Yoga het meest populair, maar worden meestal niet meer in hun oorspronkelijke context van de vereniging met het absolute beoefend. 3

Samenvattend

De Vedanta, het slot van de Upanishaden, dat ook wel het juweel van wijsheid genoemd wordt, behandelt filosofische vragen. Door intensief onderzoek bereikt de zoeker Zelfrealisatie oftewel verlossing of verlichting. Hieronder wordt verstaan de ervaring van de eenheid van het Zelf/Atman/Ziel met het Absolute/Brahman.